Waar vandaan: Juridisch advies > Aansprakelijkheid van aannemer en architect

Aansprakelijkheid van aannemer en architect

Juridisch advies

< Vorige Archief Volgende >
     

Vijf jaar geleden bouwden wij een nieuwe woning. Nu, vijf jaar later, vertonen zich hier en daar reeds scheu­ren in de muren. Wij namen reeds contact op met de aannemer, doch deze verzeker­de ons dat hij niets kon doen. Moeten wij nu gewoon toezien hoe onze splinternieuwe woning stilaan kapot barst? Kunnen wij geen stappen ondernemen tegen de aannemer? Of eventueel tegen de architect?

Wij kunnen u in ieder geval zeggen dat u zeker niet lijdzaam moet toezien hoe uw woning stilaan barst. Er bestaat immers een 10-jarige aansprakelijkheid voor zowel de aannemer als voor de architect.

10 jarige aansprakelijkheid

Aannemer en architect hebben elk hun eigen opdracht en eigen verantwoordelijkheden. Zo zal de architect instaan voor de gebreken die het gevolg zijn van een slechte conceptie of van een gebrekkige controle van de uitvoering van de werken.

De aannemer daarentegen staat in voor de uitvoeringsfouten, zoals bijvoorbeeld te weinig cement in het beton.

Volgens de artikels 1792 en 2270 van ons Burgerlijk Wetboek zijn de aannemer en de architect gedurende 10 jaar aansprake­lijk voor het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van het door hen opgerichte gebouw, wegens een gebrek in de bouw of door de ongeschiktheid van de grond. Deze verantwoordelijkheid slaat dus op ernstige gebreken die de stabiliteit of het goede behoud van het gebouw in het gedrang brengen. Men denke vooral aan gebreken aan de muren, het dak, de zoldering enz.

Zo zal artikel 1792 niet kunnen ingeroepen worden voor bij­voorbeeld een slechte geluidsdemping of het loskomen van vloerbekleding.

De termijn van 10 jaar neemt een aanvang op het ogenblik dat de werken definitief door de besteller zijn aanvaard of op het moment dat hij is aangemaand om in ontvangst te nemen.

Het gaat hier dus om een strenge en zware aansprakelijkheid die de wetgever heeft tot stand gebracht om twee redenen, namelijk omdat bij bouwondernemingen de besteller veel zware wanpresta­ties niet dadelijk kan achterhalen (de ongeschiktheid van de grond en het gebrek in de bouw merkt men niet altijd op het ogenblik van de ingebruikname), en ten tweede omdat er ook een publiek gevaar is bij de instorting van gebou­wen.

Aannemer en architect moeten er daarom niet alleen voor zorgen dat het gebouw voltooid wordt, zij moeten eveneens de stabili­teit van het gebouw waarborgen.

Bij de uiteenzetting van deze aansprakelijkheid, kan men zich de vraag stellen wat men eigenlijk onder "gebouw" verstaat. De term "gebouw" wordt aangehaald in artikel 1792 van het Burger­lijk Wetboek en de wetgever bedoelt hiermee elk werk waarbij een bouwondernemer of een architect aan te pas komt (bv. een stal, loods, schuur, woning, enz.)

Deze bijzondere aansprakelijkheid van aannemers en architecten werd door de wetgever niet bedoeld als een foutloze aansprakelijkheid. De opdrachtgever van de werken zal dan ook moeten aantonen dat de schade haar oorzaak vindt in een gebrek in de bouw of een gebrek in de gebruikte materialen.

De aannemer of de architect kunnen echter aan een veroorde­ling ontsnappen door te bewijzen dat het gebrek te wijten is aan overmacht (d.w.z. een omstandigheid waaraan zij geen schuld hebben en die zij onmogelijk konden voorkomen), of ook nog door aan te tonen dat het hen onmogelijk was op enige wijze van het gebrek kennis te hebben.

In principe moet de aannemer het werk slechts uitvoeren in de vorm waarin het door de opdrachtgever werd besteld. Dit belet echter niet dat de aannemer zich moet houden aan één van de basisregels van het Verbintenissenrecht, nl. de uitvoering van de overeenkomst te goeder trouw.

Met dit beginsel voor ogen neemt de rechtspraak aan dat de aannemer verplicht is zijn beroepskennis aan te wenden, om de besteller in te lichten nopens eventuele verkeerde opvattingen van de opdracht.

De aansprakelijkheid van de aannemer komt dus in het gedrang, wanneer hij zijn opdracht klakkeloos opvat, zonder te wijzen op de conceptiefouten van de besteller. Indien hij de op­drac­ht­gever vooraf heeft verwittigd, dan kan de aannemer alle ver­antwoordelijkheid afwijzen voor de uitvoering van het werk zoals het hem door de besteller werd opgedragen, voor zover de slechte uitvoering en de stevigheid van het bouwwerk niet in het gedrang komt.

Wat te doen in de praktijk?

Indien men het slachtoffer is geworden van een slechte uitvoe­ring van de bouwwerken, dan begint men best met het verzenden van een ingebrekestelling naar de aannemer (eventueel ook naar de architect) en dit per aangetekend schrijven. Daarna kan een burgerrechtelijke procedure ingespannen worden om schadever­goeding te bekomen. Wel merken we hier op dat in de meeste bouwgeschillen een expert zal worden aangesteld om de fouten en de aansprakelijkheid vast te stellen. De eisende partij zal de kosten hiervoor in eerste instantie moeten voorschieten, maar deze kunnen dan later wel gerecupereerd worden.

Vrijdag 22 Februari 2008

 

 

rss