Waar vandaan: Juridisch advies > Afvloei van natuurlijk water: beoordeling door de rechter!
Afvloei van natuurlijk water: beoordeling door de rechter!
Juridisch advies
| < Vorige | Archief | Volgende > |
Reeds ettelijke jaren leef ik in onmin met mijn buurman. Wij zijn het namelijk oneens over de afvloei van natuurlijk water. Mijn eigendom is hoger gelegen dan de zijne en nu meent hij dat ik de oorzaak ben van het overtollig water dat de laatste maanden op zijn erf terechtkwam. Ik probeer hem duidelijk te maken dat het hier gaat om natuurlijk water dat op natuurlijke wijze van mijn eigendom afloopt. Hij pikt dit niet langer meer zegt hij en is van plan naar de rechter te stappen. Graag zou ik nu willen weten of er rechtspraak bestaat omtrent een dergelijk geval en zo ja hoe de rechter deze zaak heeft beoordeeld?
Artikel 640 van ons Burgerlijk Wetboek is zeer duidelijk over de afvloei van natuurlijk water. Dit artikel zegt het
volgende : "Lager gelegen erven zijn jegens de hoger liggende gehouden het water te ontvangen dat daarvan buiten 's mensen toedoen natuurlijk afloopt.
De eigenaar van het lager gelegen erf mag geen dijk opwerpen waardoor de afloop verhinderd wordt. De eigenaar van het hoger gelegen erf mag niets doen waardoor de erfdienstbaarheid van het lager gelegen erf verzwaard wordt."
De praktijk leert ons dat er hierover zeer vaak meningsverschillen ontstaan en er ook dikwijls naar de rechter wordt gestapt om deze geschillen op te lossen. Hieronder zullen wij een recent vonnis bespreken omtrent het probleem van afvloei van natuurlijk water.
De feiten
De eisers L zijn eigenaar van een woning met achterliggende tuin. De verweerders H zijn eigenaar van de woning met grond gelegen naast en achter de eisers. Een deel van de grond van H bevindt zich achteraan de tuin van eisers L.
De eisers roepen in dat zij sinds het najaar van 1998 abnormale burenhinder ondervinden ingevolge water- en modderstromen afkomstig van de hoger gelegen grond van verweerders H.
Eisers zijn van mening dat deze hinder wordt veroorzaakt door het feit dat verweerders in augustus 1998 hun serres die zich op de hoger gelegen grond bevonden hebben laten afbreken en ter plaatste lieten ingraven door een zware graafmachine. Volgens eisers is, door de uitvoering van deze werken, het reliëf van de grond aanzienlijk gewijzigd en is hierdoor de natuurlijke waterafloop volledig veranderd. Bovendien menen eisers dat verweerders door de graafwerken, hun grond zodanig hebben laten aanleggen dat al het hemelwater dat erop neerkomt en er niet kan op indringen, regelrecht naar en in de tuin van eisers loopt.
De tuin en de bestaande berging welke zich in de tuin bevindt, zou hierdoor steeds overstromen met water en modder afkomstig van de braakliggende grond van verweerders. Eisers menen verder ook dat verweerders geen enkele beplanting aanbrengen en hierdoor heuse modderstromen ontstaan die zich tegen hun omheining ophogen. Verweerders zouden, volgens eisers, nooit zijn ingegaan op de mondelinge verzoeken om te verhelpen aan deze toestand om aldus een einde te stellen aan de schadelijke en kwalijke hinder.
Beoordeling van de rechter
De rechter stelt tijdens de rechtszaak vast dat er een conventionele erfdienstbaarheid bestaat, nl. er wordt in de
notariële akte van eisers expliciet vermeld dat "het verkocht goed (dit van eisers) de overtollige regenwaters moet opnemen voortkomende van de eigendom verkocht aan verweerders."
De rechter oordeelt dat de beweringen van eisers niet kunnen geaccepteerd worden. Zij meent dat de conventionele erfdienstbaarheid opgenomen in de akte van de eisers duidelijk genoeg is.
Het perceel van verweerders is hoger gelegen dan het perceel van de eisers en volkomen ten onrechte trachten eisers te beweren dat zij schade zouden ondervinden en dat verweerders abnormale burenhinder plegen.
De rechter is van mening dat de verweerders geen enkele fout begaan in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek.
Dit artikel zegt dat "elke daad van de mens waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden."
Eisers halen ook artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek aan (artikel omtrent abnormale burenhinder en burenschade) en zij zodoende verplicht zijn tot herstel van het evenwicht dat voordien tussen de aanpalende eigendommen van partijen bestond.
De rechter vindt echter dat om beroep te kunnen doen op aansprakelijkheid van abnormale burenhinder drie voorwaarden moeten worden voldaan nl. :
- nabuurschap tussen het slachtoffer en de storende partij;
- de hinder of de geleden schade van het slachtoffer dient de normale en aanvaardbare burenhinder te overschrijden. Er dient een "overlast" te zijn;
- een causaal verband tussen de schade en de activiteit van de storende buur.
De rechter meent echter in deze zaak dat er geen voortdurende hinder aanwezig is en geen enkele van de eisen van de eisende partij kan weerhouden worden.
Aldus worden hier eisers in het ongelijk gesteld en moeten zij alle kosten van het geding dragen. De verweerders wordt dus niets ten laste gelegd.
Laten wij hier echter toch nog opmerken dat het best mogelijk is dat een rechter in een gelijkaardig geval zich op een heel andere manier uitspreekt. Alles hangt natuurlijk steeds af van de soevereine beoordeling van de rechter.
Vrijdag 05 September 2008