Waar vandaan: Boek > De Belgen in Engeland 1940-1945 > Inleiding

De Belgen in Engeland 1940-1945

Inhoud De Belgen in Engeland

osteo6 Woord vooraf
osteo6 Dankwoord
osteo6 Inleiding. De Belgen in Engeland
osteo6
Deel 1. Ontreddering (1940-1941)
osteo6
Deel 2. Wederopstanding (1942-1943)
osteo6
Deel 3. Overwinning (1944-1945)
osteo6 Besluit. De Belgen ná Engeland...
osteo6 Bibliografie

19,95 € - 218 pagina's
ISBN 978-90-209-6981-8

Auteur: Frank Decat
Uitgeverij: Lannoo

Boek verkrijgbaar bij
Fnac, Cosmox, Proxis, Bol.com, Azur, Standaard Boekhandel.

Bestel boek online via SeniorenNet: klik hier.

<<< Vorige pagina

Inleiding. De Belgen in Engeland

Het had iets aandoenlijks, het defilé op de Belgische Nationale Feestdag van 2005. Die dag zetten de oudgedienden van de Tweede Wereldoorlog letterlijk hun beste beentje voor tijdens de militaire parade in Brussel. Het was immers de laatste keer dat hun delegatie langs de koninklijke tribune én langs de camera marcheerde. Zestig jaar na de oorlog vonden de verenigingen van oud-strijders en verzetslui dat het genoeg was geweest.(1) Tijd om ‘en pleine gloire’ afscheid te nemen en het rijk van de herinnering binnen te treden.
Maar hoe zit het met die herinnering? Dat is geen overbodige vraag. Er zal per slot van rekening straks niemand meer zijn die het allemaal heeft meegemaakt. Zelf had ik in 1990 het voorrecht om mee te schrijven aan een meerdelige VRT-documentaire over de Belgen in Engeland. Daar is toen geen boek uit gegroeid, maar het voornemen om ooit de geschiedenis van de Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië neer te schrijven, is wel gebleven. Het beeld van de kranige tachtigers op het Paleizenplein heeft dat voornemen versterkt en deed me opnieuw in mijn notities duiken.

Het verhaal begint bij de capitulatie van 28 mei 1940 en de chaotische weken die daarop volgden. Kortweg kwam het hierop neer. Koning Leopold III had zich met zijn troepen overgegeven en zou datzelfde jaar nog met Hitler praten over de toekomst van het land. Voor de meeste Belgen leken berusting en zelfs een zekere vorm van samenwerking met de bezetter de beste garantie op overleven, de weg van ‘het minste kwaad’, zoals dat vaak wat eufemistisch wordt uitgedrukt. Toen op 22 juni ook de Fransen de wapens neerlegden, was het voor bijna iedereen duidelijk: Hitler had de oorlog gewonnen. Ook de meeste Belgische ministers dachten daar zo over: militairen die toch verder vochten, waren stricto sensu ‘deserteurs’ van een leger dat de strijd officieel gestaakt had. Een aantal van hen werd overigens in staat van beschuldiging gesteld omdat ze materieel ‘geconfisqueerd’ hadden om uit bezet Europa te ontsnappen.

Ook nu we de eeuw van de wereldoorlogen achter ons hebben gelaten, blijven we ons verbazen over de ‘spirit’ van die eerste bannelingen uit België en andere door de nazi’s bezette landen. Verzameld in Groot-Brittannië waren ze vastbesloten om de strijd tegen het fascisme voort te zetten, hoewel ze aanvankelijk nauwelijks enig perspectief hadden. Net als de Britten wachtten ze met gespannen zenuwen de Duitse invasie af. Maar Hitlers legers kwamen niet. Geheel tegen de verwachtingen van de Duitsers in hield de Royal Air Force stand. De Britse luchtmacht bracht de oorlog uiteindelijk naar het hart van het nazirijk zelf en Groot-Brittannië werd de thuishaven van alle ‘democratische’ krachten, de loopbrug van waarop de westerse geallieerden ‘Festung Europa’ zouden bestormen, en innemen.
Met enkele duizenden waren ze, de Belgen die aan geallieerde zijde doorgingen met de strijd tegen de nazi’s. Het is haast onmogelijk en – gezien het opzet van dit synthesewerk – ook niet wenselijk om alle betrokkenen met naam en toenaam te vermelden. Niettemin passeren vele personen hier de revue, sommigen omdat ze effectief veel gewicht in de schaal geworpen hebben of opmerkelijke daden verricht hebben, anderen gewoon omdat hun verhaal op de een of andere wijze werd overgeleverd. We zijn er ons van bewust dat vele mensen die het beste van zichzelf hebben gegeven, onvermeld blijven. Dat is deels een gevolg van lacunes in het bronnenmateriaal, iets waar élke historicus mee geconfronteerd wordt. Toch brengt dit boek ook het verhaal van de vele anonieme strijders die hun steentje hebben bijgedragen in de strijd tegen het fascisme.

Het is bon ton om in deze tijden van verregaande relativering het verleden met een ironische blik te aanschouwen, en zeker het militaire verleden van een land dat anno 2007 zelf steeds meer ter discussie wordt gesteld. Toegegeven, in vergelijking met de miljoenenlegers van de Amerikanen en de Britten en met de divisies van de Polen en De Gaulles Vrije Fransen, verzonken de Belgische strijdkrachten qua aantal in het niets. En het is ook waar dat Londen de Belgische oorlogsinspanning aanvankelijk vooral bekeek vanuit de economische bijdrage die Kongo leverde.
Cijfers zeggen echter weinig over het kwalitatieve. Zo mobiliseerde België in mei 1940 het grootste leger uit zijn geschiedenis – 600.000 man, van wie ongeveer de helft combattanten – en toch werd dat leger in amper drie weken tijd uitgeschakeld. Samen stelden de Fransen, Britten, Nederlanders en Belgen tijdens de campagne in het Westen meer troepen op dan de Duitsers, maar ze werden in enkele dagen tijd lamgeslagen door de bliksemaanvallen van hun tegenstanders. En een half jaar later, in december 1940, dreven 30.000 Britse soldaten in de Noord-Afrikaanse woestijn hun bijna tien keer (!) sterkere Italiaanse tegenstander op de vlucht. Enkel de tussenkomst van het Duitse Afrikakorps in februari 1941 voorkwam de totale vernietiging van Mussolini’s woestijnleger. Macht én onmacht van het getal…
Die beschouwingen moeten we dus in rekening brengen als we de aard van de militaire inspanning van België tijdens de Tweede Wereldoorlog in het juiste perspectief willen plaatsen. De Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië bestonden uit goed getrainde, goed geëncadreerde en bovenal erg gemotiveerde militairen. Militairen die in de strijd op geen enkel vlak moesten onderdoen voor hun Britse en Amerikaanse strijdmakkers. In verschillende gevallen voerden Belgische officieren zelfs het bevel over exclusief Britse eenheden. De inzet van de Belgische strijdkrachten én van het verzet maakten Londen en Washington ook duidelijk dat België bereid was een ernstige rol te spelen in de Verenigde Naties, de mondiale organisatie die tijdens de oorlog vorm kreeg.

De situatie van de Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië was in meerdere opzichten uniek. Dat had veel te maken met de aard van de rekrutering. Hoewel de regering-Pierlot in 1940 de dienstplicht opnieuw invoerde, waren de meeste militairen vrijwilligers. Velen hadden gevechtservaring, zoals de veteranen van de Achttiendaagse Veldtocht en de soldaten van het Franse Vreemdelingenlegioen. Sommigen van die legionairs waren ‘bevangen’ door een vlaag van Belgisch patriottisme, anderen waren dan weer op zoek naar actie ‘tout court’. Enkele Belgische militairen hadden hun vuurdoop al gekregen tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar daarnaast waren er ook burgers die geen militaire erelijst konden voorleggen. Alleen het feit echter dat ze bereid waren om het bezette België te ontvluchten en vele gevaren te trotseren – met inbegrip van het beruchte kamp Miranda in het ‘neutrale’ Spanje – maakte hen een beetje bijzonder. Sommige ontsnappingen waren zelfs zo spectaculair dat de Britten aanvankelijk moeite hadden om de verhalen van de nieuwkomers te geloven.

De geschiedenis van het Belgische leger in Groot-Brittannië was in het begin echter absoluut geen succesverhaal. In Tenby, het opvangkamp in Wales voor de Belgische militairen, heerste lange tijd een behoorlijk deprimerende sfeer. De haastig geïmproviseerde gevechtseenheden misten leiding, de samenwerking tussen politici en militairen liep niet van een leien dakje en de verveling overheerste. De meesten wilden wel vechten, maar ze kregen geen slagveld ‘aangeboden’. De Britten konden hun schaarse materieel niet missen en wisten eigenlijk niet wat ze met die bonte verzameling Belgen moesten aanvangen. Enkel de Royal Air Force en de Royal Navy konden onmiddellijk personeel gebruiken. Maar gezien de specifieke vereisten van beide krijgsmachtonderdelen – onder meer op het vlak van de opleiding – kwam tijdens die zomer van 1940 slechts een klein aantal mensen daarvoor in aanmerking. België had in 1940 trouwens geen echte zeemacht en het kon dus nauwelijks gekwalificeerd personeel leveren. Een andere optie was de Belgische koopvaardij. Die behoorde stricto sensu echter niet tot de strijdkrachten en het leven aan boord van de logge vrachtvaarders sprak de meeste ‘landrotten’ in Tenby niet aan. Het alternatief was dus… wachten.

De kentering kwam er in 1942. Bij de landmacht begonnen de voertuigen en de wapens toe te stromen. Daarmee werd het jaar nadien, onder de inspirerende leiding van majoor Piron, een volledig gemechaniseerde groepering uit de grond gestampt. Verder werden een eenheid parachutisten en een eenheid commando’s gevormd. De Belgische Sectie bij de Royal Navy, opgericht in april 1941, kreeg twee korvetten toegewezen en nam vanaf 1942 deel aan het risicovolle escorteren van konvooien op de Atlantische Oceaan. Twee luchtmachtescadrilles, het 350ste en het 349ste, vormden de ruggengraat van de Belgische Sectie bij de Royal Air Force. Ook 609 squadron, uitgerust met de zware Typhoonjager, was in zekere zin een Belgisch smaldeel, aangezien in de loop van de oorlog meer dan 50 Belgische piloten er deel van uitmaakten. Bovendien dienden honderden Belgen tot het eind van de oorlog in diverse eenheden van de Britse land-, lucht- en zeemacht. Sommigen werden instructeur bij het tankwapen, duikbootofficier, piloot bij Bomber Command, of schootsofficier aan boord van een destroyer. Een handvol Belgen belandde zelfs bij de Amerikaanse strijdkrachten.

Als militairen in Britse dienst speelden Vlamingen én Walen gezamenlijk een rol, ongeacht de communautaire disputen die de vooroorlogse Belgische politiek steeds meer waren gaan beheersen. De Britten wilden vooral strijders en hadden geen boodschap aan taalconflicten en andere geschillen. Hun instructeurs gaven contingenten Polen, Nederlanders, Tsjechen, Walen, Vlamingen en zo meer, bevelen in het Engels. Sommige Belgen, zoals de ‘emigrés’ uit Canada, spraken die taal zelfs beter dan het Nederlands of het Frans. Ondanks de lichte spanningen die weleens opdoken, waren de meesten in de eerste plaats ‘Belg’: in september 1944 kwamen ze opnieuw thuis met de badge ‘Belgium’ op de schouder. Misschien maakt ook dat gegeven de geschiedenis van de Belgen in Groot-Brittannië uniek, evenals die van het verzet. Het was immers tijdens die tragische oorlogsjaren misschien wel de laatste keer dat mensen uit alle hoeken van het land en uit alle lagen van de bevolking bereid waren tot het uiterste te gaan voor een zaak die zij als nobel beschouwden: de strijd tegen een onmenselijk regime.

Hoe het Belgische leger aan de overzijde van het Kanaal uit zijn as verrees en welke bijdrage het leverde aan de strijd tegen nazi-Duitsland, is een lang en boeiend verhaal. Het is een verhaal doordrenkt van heroïek en tragiek, van menselijk kunnen en falen, waarin de anekdotes en de grote geschiedenis elkaar completeren. Wars van elk hoerapatriottisme hebben we geprobeerd om een belangrijk stuk nationale geschiedenis in een leesbare synthese te gieten. Omdat zij op vele fronten actief waren en onder alle wapens dienden, is de historie van de Belgen in Groot-Brittannië tegelijk ‘een’ geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.
Ons verhaal over het Belgische leger in Groot-Brittannië houdt trouwens niet op bij de bevrijding. Na september 1944 zetten de in Groot-Brittannië opgeleide militairen de strijd tegen nazi-Duitsland gewoon voort. Bovendien stroomden er uit het pas van de nazi’s bevrijde land duizenden vrijwilligers toe, van wie een groot aantal aan de andere kant van het Kanaal – of volgens de Britse methode – werden getraind. In 1945 streden ‘frontratten’ en ‘groentjes’ zij aan zij in Nederland en Duitsland. Bovendien werden vijf brigades dienstplichtigen vanaf het voorjaar van 1945 voor hun opleiding naar Noord-Ierland gezonden. Ze werden echter niet meer ingezet tijdens de oorlog, maar namen deel aan de bezetting van Duitsland.

Het verdient ten slotte vermelding dat ook al voor de Tweede Wereldoorlog Belgische militairen in het buitenland waren ingezet en omgekomen. In 1832 – het koninkrijk België bestond nog maar net – stuurde Brussel een vrijwilligerskorps naar Portugal. Dat korps moest de troon van de constitutionele vorstin donna Maria, een verwante van koning Leopold I, helpen verdedigen tegen haar rivaal en oom don Miguel. Dertig jaar later werden opnieuw vrijwilligers geronseld, ditmaal om de troon van de Mexicaanse ‘keizer’ Maximiliaan, die gehuwd was met Leopolds dochter Charlotte, te beschermen tegen linkse guerrillero’s. Een ander avontuur was dat van de vrijwilligers die het eind van de negentiende eeuw naar Midden-Afrika werden gezonden om voor Leopold II de Vrijstaat Kongo te veroveren. En in 1915 stond het Belgische leger een complete eenheid pantserauto’s af aan de Russische generale staf, die ze naar het front in Galicië zond.
Er was echter één fundamenteel verschil tussen al die expeditiekorpsen en de vrijwilligers in Groot-Brittannië. De strijdkrachten daar werden niet opgericht op verzoek van de koning. Meer nog, de krijgsgevangen koning stond vanaf mei 1940 volledig aan de zijlijn. Hoewel een aantal royalistische officieren in Groot-Brittannië ervan droomde om de vorst na de bevrijding een soort pretoriaanse garde te kunnen aanbieden, lagen de beslissingen bij de regering. En hoe die tegenover Leopold III stond, is genoegzaam bekend. Luitenant Vic Billet werd nooit commandant van de Belgische Sectie bij de Royal Navy – waarvan hij toch de grote pionier was geweest – omdat hij zijn sympathieën voor de vorst niet verhulde. En Piron daarentegen had zijn aanstelling als bevelhebber van de Eerste Groepering Bevrijding voor een deel te danken aan zijn antileopoldistische houding.

En zo ontsnapten ook de Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië niet aan de alsmaar heviger wordende controverse over de rol van koning Leopold III. Na de bevrijding werden de ‘Engelandvaarders’ willens nillens geconfronteerd met een land waarin de koningskwestie en de repressie een diepe communautaire en ­ideologische kloof veroorzaakten. België ziet er vandaag totaal anders uit dan de unitaire staat waarvoor zovele militairen én verzetslui gestreden hebben. Het maakt de verdienste van al deze mensen er echter niet minder om.

<<< Dankwoord