Waar vandaan: Boek > De Belgen in Engeland 1940-1945 > De weg naar Tenby

De Belgen in Engeland 1940-1945

INHOUD "De Belgen in Engeland"

osteo6 Deel 1. Ontreddering (1940-1941)
   osteo6 De weg naar Tenby
      osteo6 België capituleert
      osteo6 Halt aan de pantsers
      osteo6 De blik op Londen
      osteo6 De generaal-paardenkoopman
      osteo6 Their fines hour...
      osteo6 De tweedekkerazen
   osteo6 Geef ons een slagveld!
      osteo6 Malaise bij de 'landmacht'
      osteo6
De legionairs
      osteo6 Vlucht naar de vrijheid
      osteo6 Piloten en matrozen
      osteo6
Dönitz’ wolfsbendes
osteo6 Deel 2. Wederopstanding (1942-1943)
osteo6
Deel 3. Overwinning (1944-1945)
osteo6 Besluit. De Belgen ná Engeland...

19,95 € - 218 pagina's
Auteur: Frank Decat
Uitgeverij: Lannoo
 
Bestel/koop boek, klik hier.

<<< Vorige pagina

De weg naar Tenby

België capituleert

Achttien dagen slechts had hij geduurd, de strijd van het Belgische leger tegen de Duitse agressor. Sommige eenheden hadden zich kranig verweerd en de Duitsers verliezen toegebracht. Dat was bijvoorbeeld het geval in het Oost-Vlaamse Vinkt. De Ardense Jagers hadden het de Duitse soldaten er zo lastig gemaakt dat die zich uit pure frustratie vergrepen aan de burgerbevolking. En tijdens gevechten in Knesselare maakten de Karabiniers-Wielrijders zelfs enkele krijgsgevangenen. Ook de Belgische artillerie deed, net zoals in de Eerste Wereldoorlog, haar reputatie van efficiënt krijgsmachtonderdeel alle eer aan.


Uittreksel uit boek "De Belgen in Engeland"
19,95 € - 218 pagina's
ISBN 978-90-209-6981-8

Auteur: Frank Decat
Uitgeverij: Lannoo

Boek verkrijgbaar bij

Azur, Bol.com, Cosmox, Fnac, Proxis, Standaard Boekhandel.

Bestel boek online via SeniorenNet

Pagina afgedrukt van http://www.SeniorenNet.be/BelgenInEngeland

Toch was de campagne van mei 1940 veeleer een terugtocht dan een veldtocht geweest. Dat bleek al op 11 mei, toen na de verovering van het ‘oninneembare’ fort van Eben Emael, de belangrijke stelling aan het Albertkanaal verlaten moest worden. Vijf dagen later werd ook de KW-linie (Koningshooikt-Waver) opgegeven, zonder dat er slag was geleverd. Toch hadden vele soldaten gehoopt achter deze ‘IJzeren Muur’ met zijn vele bunkers en Cointetelementen – tankvallen – te kunnen standhouden. Temeer omdat de Britten rond Leuven en de Fransen rond Waver de Duitse aanvallen met kracht hadden afgeslagen.
De gewone soldaat begreep dan ook niet wat voor de Belgische en geallieerde strategen al na enkele dagen strijd duidelijk werd, namelijk dat de voornaamste Duitse krachtinspanning niet in Noord-België lag, zoals in 1914, maar ten zuiden van de Maas, in de Ardennen. Nadat de Duitse pantserspitsen op 15 mei bij de Franse stad Sedan waren doorgebroken, dreigden het Belgische, het Britse en een flink deel van het Franse leger omsingeld te worden. Terugtrekken en hergroeperen in de hoop een dergelijke ramp te voorkomen was dus de boodschap.

De staf van het Belgische 5de legercorps begin 1940Dat gegeven én de constante aanvallen van een oppermachtige Luftwaffe wogen bijzonder zwaar op het moreel. Voegen we daarbij de zwakke motivatie van een aantal soldaten – onder meer als gevolg van de propaganda door Vlaamse extremisten – en de gebrekkige encadrering en opleiding van de reserve-eenheden, en we begrijpen waarom de slagkracht van vele regimenten dag aan dag afnam. Bovendien waren noch de Belgische, noch de geallieerde staven goed voorbereid op het type oorlogvoering waarmee Hitlers legers uitpakten.
Het mag dan ook enige verwondering wekken dat de Belgen na veertien dagen van terugtrekken toch nog in staat waren om – met een groot improvisatievermogen – een laatste verdedigingslinie aan de Leie op te werpen. Mei 1940: Belgische infanteristen aangevallen door STuka-duikbommenwerpersDrie dagen werd er verwoed gevochten, vaak met de moed der wanhoop. Toch was het kwaad al geschied. Toen het Belgische leger zich in de vroege ochtend van 28 mei overgaf, stonden de Duitsers al enige tijd aan het Kanaal en was de omsingeling compleet.
Over de houding van koning Leopold III in deze dramatische dagen is al veel inkt gevloeid. Of de koning alleen, dan wel in samenspraak met zijn ministers en de geallieerden handelde, doet vanuit militair oogpunt echter weinig ter zake. Feit is dat noch het kleine maar efficiënte Britse beroepsleger, noch het zo geroemde Franse massaleger bij machte was het tij te keren. Nog voor de Belgen zich hadden overgegeven, begreep de Britse premier Churchill dat de strijd om Frankrijk gestreden was en dat het verdere verloop van de geschiedenis zou afhangen van Groot-Brittannië. De Britten scheepten in via de stranden van Duinkerke en De Panne, de Fransen vochten nog drie weken verder, maar zouden op 22 juni 1940 de vlag moeten strijken.

Onmiddellijk na de capitulatie van het Belgische leger maakte een reporter van het bekende Amerikaanse magazine Time-Life een foto van het 11de linieregiment. Daarop is een groep gevangengenomen Belgen te zien, met enkele Duitse soldaten die rustig tussen hen in wandelden, het geweer aan de schouder. Geen enkele krijgsgevangene lijkt terneergeslagen, sommigen lachen zelfs, de meesten lijken opgelucht. Het is voorbij!
Wellicht zijn er weinig afbeeldingen die het algemene gevoel bij het verslagen Belgische leger beter weergeven dan die ene voor het Amerikaanse publiek bestemde foto. Dachten velen niet dat krijgsgevangenschap een aantrekkelijker optie was dan in een uithoek van België te worden afgeslacht door een vijand die op tactisch en technisch vlak blijkbaar niet te overtroeven was?

België capituleert: het11de linieregiment door de lens van een Amerikaanse reporter

Met die krijgsgevangenschap viel het overigens nogal mee. De Vlaamse militairen, met uitzondering van het beroepskader, kwamen al na enkele maanden vrij. Dat gebeurde in het kader van de Flamenpolitik, het stelselmatig bevoordelen van de ‘Germaanse’ Vlamingen met de bedoeling België te verdelen. De meeste Franstalige Belgen zaten echter vast tot het einde van de oorlog, een gegeven dat erg zwaar zou wegen op de naoorlogse communautaire verhoudingen. Een aantal militairen probeerde te ontsnappen, en zij die daarin slaagden zouden met een bijzondere geestdrift hun Duitse vijanden te lijf gaan, als lid van het verzet of als combattant in Groot-Brittannië.

Juni 1940: achtergelaten Brits materieel ophet strand van DuinkerkeIn juni 1940 echter was nog niets zeker. Er was geen sprake van verzet en evenmin van een nieuwe Belgische strijdmacht. De gezagsstructuren waren grondig door elkaar geschud en dat vertaalde zich ook naar de krijgsmacht, of wat ervan overbleef. Kort na de Duitse inval van 10 mei had de regering het bevel uitgevaardigd dat alle weerbare mannen tussen 16 en 35 jaar naar Frankrijk moesten gaan. Tienduizenden van deze zogenaamde CRAB’s, onder wie heel veel adolescenten, volgden plichtsgetrouw de orders en trokken te voet of per fiets de grens over. Eén van deze jongeren was de zeventienjarige Henri Ceuppens, die in 1951 als Ivo Michiels zijn avonturen in Kruistocht der Jongelingen zou vertellen. Ook de latere onderzoeksjournalist Maurice De Wilde pakte als zeventienjarige in mei 1940 zijn koffers en trok richting Frankrijk.
In Frankrijk bevonden zich verder nog de 7de Infanteriedivisie – voor reorganisatie van het front weggehaald – de opleidingseenheden en verschillende verspreide eenheden. Alles bij elkaar kon de Belgische legerleiding beschikken over meer dan 150.000 man. Een vrij behoorlijk aantal dus, waarmee een nieuwe strijdmacht uit de grond kon worden gestampt. Toch zou die strijdmacht er nooit komen. Het Franse leger werd dag aan dag teruggedrongen en de weinige beslissingen die de Belgische regering nam, waren al achterhaald nog voor ze enig effect hadden. Er werden gevechtsvliegtuigen uit de Verenigde Staten besteld, maar die werden nooit geleverd. Ook waren er plannen om de op te richten Belgische eenheden te integreren in het Franse leger, maar over de wijze waarop dat moest gebeuren, heerste geen eensgezindheid binnen de regering.
Achteraf beschouwd leek de bijdrage van premier Pierlot en zijn ministers in juni 1940 vooral te bestaan in het ‘verbaal’ voortzetten van de strijd. Te hunner verdediging moeten we wel opmerken dat ze politiek gehandicapt waren. Het staatshoofd had zich immers van hen gedistantieerd en verkoos in bezet gebied te blijven. Dat in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Nederlandse koningin Wilhelmina, die al op 13 mei samen met haar ministers richting Londen was vertrokken. In de perceptie van vele Belgische militairen – en zeker van het officierenkorps – was de koning nog altijd de opperbevelhebber en was de minister van Landsverdediging, generaal Denis, zijn ondergeschikte. Niet dat Denis helemaal aan de zijlijn stond. Maar in plaats van getrainde gevechtseenheden kon de minister zijn Franse bondgenoten alleen een aantal arbeidersbataljons leveren, samengesteld uit nauwelijks geoefende rekruten. Die bataljons werden tijdens de laatste fase van de slag om Frankrijk ingezet om ‘tranchées’ te graven.

Op 28 mei 1940 besloten niet enkel de Belgische regering en de restanten van het leger in Frankrijk de strijd voort te zetten. Ook een aantal militairen van het in West-Vlaanderen samengedromde leger vond dat de capitulatie niet het definitieve einde was. Eén van die einzelgängers was luitenant van de genie Richard Smekens. Over de wijze waarop Smekens zijn voornemen om verder te vechten bekendmaakte en zijn manschappen opriep hem te volgen, vertelde zijn ondergeschikte Pierre Lefèvre:

‘Het is te Klemskerke dat wij de capitulatie vernemen, niet langs officiële weg, – de communicatiemiddelen waren destijds zeer traag; wij moesten de inlichtingen doorgeven met lopers of estafetten, op twee verschillende wijzen. Duitse strooibriefjes hadden ons laten weten dat wij omsingeld waren. Wij zagen daarin slechts een propagandastunt. Maar burgers hadden ons dit nieuws bevestigd. Daarop gingen Maurice Vanneste en ikzelf bij luitenant Smekens op het hoofdkwartier van de compagnie. Wij zegden hem dat wij voornemens waren te ontkomen aan de gevangenneming, maar hij verzocht ons te wachten op de berichten die hij elk ogenblik van de bataljonsstaf verwachtte. Toen hij deze berichten ontvangen had, liet luitenant Smekens zijn compagnie in slagorde opstellen. Nadat alle reglementaire sonnerieën waren uitgevoerd, alsof het een parade gold, deelde hij ons de capitulatie mee én zijn inzicht de strijd voort te zetten. Hij vroeg aan allen die hem wilden volgen een stap vooruit te zetten. Twintig man zetten deze stap, die hen uiteindelijk naar Groot-Brittannië zou leiden. Ik geloof dat dit een uniek feit is in gans het Belgische leger, en ik zou bijna durven zeggen een historisch feit.’(1)

Samen met een twintigtal medestrijders begaf Smekens zich naar de perimeter van Duinkerke, waar het groepje Belgen werd toegevoegd aan het geniebataljon van de 2de Noord-Afrikaanse Divisie. Op 30 mei gingen Smekens en zijn mannen aan boord van een Frans schip dat hen naar Folkestone bracht. Ze waren overigens niet de enigen die verder wilden vechten. Her en der slaagden militairen erin aan krijgsgevangenschap te ontkomen en de nabijgelegen geallieerde linies te bereiken. Onder hen was ook majoor Leon Renson, die spoedig dienst zou nemen bij de Royal Air Force en die in 1943 tijdens een missie om het leven kwam.

Voor de eerste Belgen die in Groot-Brittannië aanbelandden, kwam al snel de ontnuchtering. Behalve de vrijheid wachtte hun hoegenaamd niets. Gelukkig was er de oude generaal Van Strijdonck de Burkel, die hun een onderkomen bezorgde in Tenby, een kuststadje in Wales, dat in de twaalfde eeuw door Vlaamse immigranten zou zijn gesticht. Georges Truffaut, Waals socialistisch parlementslid en officier, beschreef op treffende wijze de desperate sfeer in Tenby:

‘De officieren die geen steun hadden, en geen bevel, sloten zich op in een wilde zucht om te strijden tot het einde, in eender welke graad en op eender welk front. Met dit voornemen waren zij uit België gekomen, uit Duinkerke, uit ­Boulogne, zij gedoogden geen enkel uitstel. Zij eisten alleen een geweer, hadden geen andere belangstelling, en wachten leek hen verraad plegen. Niemand in deze sombere periode, die soms doorkliefd werd door epische bliksemschichten, sprak van politiek, tijdens onze gesprekken die alleen als motto hadden: “strijden” samen met onze Britse bondgenoten.’(2)

Die Britse bondgenoten waren echter nauwelijks geïnteresseerd in het lompenlegertje waaraan ze onderdak hadden geboden. Maar hoe kon het ook anders? De Belgische militairen kwamen uit diverse eenheden, ze hadden geen vaste bevelsstructuur meer en bovenal werden ze politiek niet geruggensteund. De Belgische regering zat in Frankrijk en hoewel ze het de militairen niet openlijk zei, was ze na de capitulatie van het Franse leger niet van zins om onmiddellijk naar Londen te komen.


Uittreksel uit boek "De Belgen in Engeland"
19,95 € - 218 pagina's
ISBN 978-90-209-6981-8

Auteur: Frank Decat
Uitgeverij: Lannoo

Boek verkrijgbaar bij

Azur, Bol.com, Cosmox, Fnac, Proxis, Standaard Boekhandel.

Bestel boek online via SeniorenNet

Pagina afgedrukt van http://www.SeniorenNet.be/BelgenInEngeland

<<< Vorige pagina...